Aan het begin van de jaren 50 neemt de verkoop van pocketboeken een grote vlucht. De Zwarte Beertjes-serie wordt mateloos populair door de eigenzinnige detective-personages die Dick Bruna in samenspel met de tekstschrijvers weet te creëren. De covers spelen een cruciale rol en jagen de verkoop in de honderden stationskiosken aan. Met minimale beeldelementen geeft Bruna het kleinste detail betekenis en prikkelt hij de fantasie. Bizarre titels als ‘Het gefluister in de duisternis’ en ‘De stem in de nacht’ doen op zichzelf al het ergste vrezen, Bruna weet dit met zijn pakkende beeldtaal krachtig te onderstrepen. Van Havanks inspecteur Charles C.M. Carlier maakt Bruna een trefzekere man die met ferme stap over de cover loopt en kordaat een sigaar rookt. Voor ‘De Saint’, een schietgrage, avontuurlijke held, ontwikkelt Bruna een draadfiguurtje dat altijd in beweging lijkt. En bij commissaris Maigret van George Simenon geeft Bruna de kijkers slechts een object als aanduiding: met zijn iconische pijp weet Bruna de gemoedstoestand en grote vragen die de speurder dwarszitten bloot te leggen.
Zwarte Beer
Ook het onschuldige Zwarte Beertje, het herkenbare logo van de hand van Dick Bruna, gaat een eigen leven leiden en siert naast de rug van de pockets menig affiche. Het ligt voor de hand de tekenaar het ontstaan van de naam van de zwarte beer toe te dichten, als tegenhanger van de witte nijn die in hetzelfde jaar het levenslicht ziet. Het is echter Jaap Romijn, directeur van de firma Bruna, die in 1954 samen met Dick en vader Abs Bruna, op zoek naar een passende titel voor een nieuwe serie boekjes, via ‘Bruna’ en ‘bruin’ op het ‘zwarte beertje’ komt. Dick Bruna was bijzonder gesteld op zijn Zwarte Beer. Hij beschouwde hem als zijn alter ego, getuige de publicatie De beer is dood die in zijn opdracht postuum uitkomt.