Tot de jaren twintig diende de Balinese kunst traditioneel als versiering van tempels, paleizen en andere officiële gebouwen. De ontwikkeling van de Balinese Modernisten is vooral te danken aan twee Europese kunstenaars: aan de schilder-choreograaf-schrijver-fotograaf en mecenas Walter Spies (1880-1942), die zich in 1927 op Bali vestigde en aan de Nederlandse kunstenaar Rudolf Bonnet (1895 - 1978). Spies voorzag de jonge, getalenteerde kunstenaars van betere materialen en alternatieve onderwerpen voor hun schilderijen. Zo ontstaan naast de traditionele Hindu-thema's, zoals de 'Ramayana'-legendes, ook schilderijen met onderwerpen uit de directe omgeving van de kunstenaars, zoals de natuur, de jacht en het dagelijks leven in de dorpen.
Een vergeten hoofdstuk uit de kunstgeschiedenis
Typerend voor dit Balinese modernisme is dat (met name in het dorp Butuan) het gehele beeldvlak tot in detail wordt opgevuld, dat perspectief nauwelijks wordt gebruikt en dat er veel aandacht is voor de ritmische stilering van groepjes bomen, bladeren, figuren en rimpelend water. Deze 'geraffineerd' naïeve stijl is in de westerse kunst terug te vinden in Vlaamse middeleeuwse miniaturen en in de sprookjesachtige voorstellingen van Henri 'Le Douannier' Rousseau. De Balinese modernistische schilderijen, tekeningen en houtsculpturen vonden hun weg naar een gestaag groeiende groep elite-toeristen.
Publicatie
L.Haks en G.Maris, Pre-War Balinese Modernists, Kunsthal Rotterdam 1999.
www.leohaks.com

